Het gesprek is pas af als iemand perspectief heeft
Afgelopen week kwam het in een coachingsgesprek aan bod: hoe medewerkers zó begaan kunnen zijn met de situatie van een collega, dat ze onbedoeld de situatie juist verergeren. Wat met medeleven begint, wordt niet afgerond. Alsof je iemand een pijnstiller geeft, maar de wond niet afhecht. Het is typerend voor de cultuur in scholen: vanuit sociale motieven doen we iets dat uiteindelijk helemaal niet sociaal is, omdat het de ander niet helpt. Hoe kun je het dan wel afhechten?
De aandacht vanuit een warm hart
In het onderwijs werken veel mensen die sociale verbanden voorop stellen. Die willen in een prettige sfeer met anderen samenwerken. Daarbij helpen ze graag, waarbij de aandacht vooral uitgaat naar degenen die meer hulpbehoevend zijn. Wanneer iemand het moeilijk heeft, ontstaat er vanuit een warm hart vanzelf zorg en betrokkenheid. Reacties vanuit empathie kunnen heel fijn zijn als je te maken hebt met vervelende situaties. “Je bent er echt van geschrokken. Het was voor jou heel onverwacht” Als je zo erkenning krijgt voor je emoties, neemt dat de eerste spanning weg.
Kan onmachtgevoelens versterken
Als je relaties belangrijk vindt, word je ook graag aardig gevonden. Dat kan ertoe leiden dat je je meer door sympathie dan door empathie laat leiden. Dan wil je zo graag dat de ander zich door jou begrepen voelt, dat je met een blijk van medeleven de ander bevestigt in diens beleving. “Oh joh, jij hebt ook een lastige klas! Ik heb echt met je te doen.” Hoewel dat sympathiek lijkt, is dat helemaal niet aardig, want door dit soort reacties geef je het idee dat de ander er niets aan kan doen. Je versterkt gevoelens van onmacht en vergroot het probleem. Als interim schoolleider gaf ik mijn team eens de volgende vergelijking: “Als ik met hoofpijn op school kom, besteden jullie er zoveel aandacht aan dat ik met migraine weg ga.”
Net als goed bedoelde adviezen
Als je anderen wilt helpen, kun je tegelijkertijd moeilijk tegen het ongemak van onmacht. Dat kan resulteren in allerlei goed bedoelde adviezen. “Let je wel goed op jezelf?” “Je moet echt wel je grenzen aangeven hoor!” “Daar kun je echt niet mee akkoord gaan hoor!” Daarmee probeer je de ander krachtig te maken, doch je versterkt doorgaans de ‘overleven-stand’ waar de ander al in zit. De spanning in de situatie neemt eerder toe dan af. Net als het gevoel van onmacht, want als iemand deze adviezen kon uitvoeren, had die het al eerder gedaan.
Met aandacht voor hoe de ander kijkt
Als we de ander echt willen steunen, dan helpt het om ‘naast’ de ander te gaan staan. Dat doe je door vragen te stellen die inzicht geven in hoe de ander kijkt. “Wat vind je lastig in deze situatie?” “Waarom is dat voor jou belangrijk?” De ander zal daarbij ervaren dat je hetzelfde ziet vanuit diens perspectief als je dat terug geeft in reflecties. “Dus er spelen veel dingen tussen de kinderen en dat zorgt voor onrust tijdens de les.” Daarnaast is het fijn als de ander kan vertellen wat die gedaan heeft om de situatie te veranderen. “Wat heb je al geprobeerd?” Daardoor ga je nog beter begrijpen hoe de ander kijkt en denkt, wat je ook weer terug kunt geven. “Om de kinderen bij de les te houden ben je regelmatig aan het corrigeren.”
Kun je de blikrichting sturen
Als je weet hoe de ander kijkt, kun je de ander helpen om anders te kijken. Dat kan door conclusies te trekken. “Dus corrigeren helpt niet om het rustig te krijgen.” Door vragen te stellen: “Wat zou je graag willen?” En benoemen wat iemands verlangen is in wel-taal: “Je wilt graag een positieve sfeer in de klas, zodat de kinderen met hun aandacht bij de les kunnen zijn.” Hoe dichter je bij het daadwerkelijke verlangen komt, hoe meer ontspanning er gaat komen.
En mogelijkheden verkennen
Als iemand weet wat die wél wil, kan die makkelijker op ideeën komen hoe dat zou kunnen lukken. “Stel dat je alle tijd en vrijheid hebt, wat zou je dan het liefste met de kinderen willen doen om de sfeer te veranderen?” Of denkend vanuit de gewenste situatie: “Stel dat die positieve sfeer er al zou zijn, wat zou je dan anders doen?” Waarbij het ook altijd een mogelijkheid is om suggesties te doen als de ander zelf niet op helpende ideeën komt. “Hoe zou het voor je zijn als je eens…”
Zodat iemand met perspectief het gesprek verlaat
Als iemand weer mogelijkheden ziet, dan heb je onmacht omgebogen en de ander echt geholpen. Dan ziet iemand het weer zitten. Die overtuiging kun je versterken als je op de volgende gesloten vragen een volmondig ‘ja’ verwacht: “Ben je nu je verhaal kwijt?” “Weet je wat je gaat doen?” “Heb je er vertrouwen in?” Of je kunt het open onderzoeken: “Dus wat ga je nu doen?” en “Wat gaat maken dat het gaat lukken?”
Wat echt voor een positieve sfeer zorgt
Stel je voor dat al die gesprekken tussen collega’s zo helpend zouden zijn dat zij elkaar zouden versterken in het aangaan van alle uitdagingen in het werk. Dat ze er nog eens op terug komen, waardoor ook de verhalen verteld worden over wat er gelukt is. Dan creëer je met elkaar de positieve werksfeer die iedereen het liefste heeft. En dat kan ook in de relatie met ouders en leerlingen, want ook die gesprekken zijn pas af als zij met perspectief de deur uitgaan. Als zij weten wat er wél mogelijk is.