“Maar wat als iemand echt niet functioneert?”
Die vraag krijg ik veelvuldig in mijn workshops. Een hele terechte en goede vraag. Het is een terechte vraag omdat uit onderzoek blijkt dat leerkrachten veel liever hebben dat niet functionerende collega’s worden aangepakt, dan dat er prestatiebeloning wordt ingevoerd. Zo belangrijk vinden zij competente collega’s om zich heen. Het is een hele goede vraag omdat het niet zo evident lijkt om het vanuit de waarderende aanpak te benaderen. Met de nadruk op ‘lijkt’…
Hoe weet je dat zo zeker?
“Die leerkracht kan het gewoon niet” wordt mij door een schoolleider wel eens verteld in zo’n situatie. “Hoe weet je dat zo zeker?” vraag ik dan. Want vaak is het slechte functioneren de uitkomst van een negatieve spiraal die meer zegt over iemands huidige toestand dan over iemands potentieel.
De stress van disfunctioneren versterkt negatief gedrag
Door nadrukkelijk de aandacht te geven aan het falen van de leerkracht, groeien gevoelens van incompetentie, handelingsverlegenheid en onzekerheid. Onder deze druk zie je vaak dat zij de klassieke stressreacties vertonen: vechten, vluchten of bevriezen. Vechten uit zich in overcompensatie en versterkt daarmee valkuilgedrag. Vluchten uit zich in ontkenning, ziekteverzuim en het vermijden van leersituaties. Bevriezen leidt tot passiviteit en stagnatie.
Het gelijk van de schoolleider
Kortom: door nadrukkelijk aandacht te besteden aan het probleem, wordt het probleem eerder versterkt. Dat is voor de schoolleider dan het bewijs van diens gelijk. Het negatieve beeld van de leerkracht wordt bekrachtigd. Vanuit negatieve verwachtingen stuur je onbewust aan op het waarmaken ervan. Het is een volstrekt normale en logische gang van zaken die leidinggevenden op deze manier in gang zetten. Sterker nog, ik ben er in het verleden zelf ook ingetuind.
Hoe je wel inzicht krijgt in het potentieel
Hoe slecht iemand ook functioneert, er is altijd iets dat voor die persoon werkt om beter te worden. Dat ontdek je door met de leerkracht een hoogtepunt in diens functioneren te onderzoeken die gaat over het ontwikkelpunt. Als ‘orde houden’ het thema is, wanneer was het dan nog het meest ordelijk in diens klas? Wat maakt dat het een hoogtepunt was? Wat deed de leerkracht dat van waarde was? Als je als schoolleider dan tot op de bodem doorvraagt, zou je weleens verbaasd kunnen staan van de ontdekkingen die een leerkracht doet. Waarderend onderzoeken van iemands functioneren maakt hem of haar in één klap bewust bekwaam. Dat brengt progressie op gang.
Maar wat doe ik als progressie uitblijft?
Handelen is veel makkelijker als je waarderende functioneringsgesprekken hebt gevoerd. Je weet namelijk wat wél de kwaliteiten van de leerkracht zijn. Je kan dan de boodschap geven: “Het is doodzonde dat je hier je kwaliteiten loopt te verspillen. Ik weet zeker dat jij op een andere plek van veel meer waarde zal zijn.” Dat is toch een hele andere boodschap dan: “Je functioneert nog steeds onvoldoende en daarom gaan wij afscheid van je nemen.” In het eerste geval is het een opluchting en zal je meer medewerking krijgen aan een goede plezierige afronding.